Christopher was net als zijn vrouw ’s ochtends naar het werk vertrokken, maar niet veel later realiseerde hij zich dat hij enkele belangrijke documenten thuis had laten liggen. Hij maakte rechtsomkeer, maar vond bij het thuiskomen de babysit slapend op de bank.
Hoog tijd om Sarah – de babysit – een lesje te leren, vond Christopher. En dus besloot hij de kinderen gewoon mee te nemen en haar reactie af te wachten.
Twee uur later pas hoort hij voor het eerst iets van Sarah. “Bel me nu”, vraagt ze – alsof ze in paniek is.
“Ik kan nu niet bellen, alles oké met de kinderen?”
“Waar zijn mijn kinderen, verdikke, Sarah?”, blijft Christopher aandringen.
“Als ik dat wist, zou ik je niet zo aan het stalken zijn!” luidt haar angstige antwoord.
Uiteindelijk beweert Sarah dat ze wel degelijk de politie heeft gebeld, maar dat niemand de telefoon opnam.
En dan vindt Christopher dat het welletjes is geweest.
“Ik heb mijn kinderen zelf om 10 uur meegenomen. Ga verdorie uit mijn huis! Misschien dien ik wel klacht in omdat je mijn kinderen zo verwaarloost.”
“Is dit een grap?”, vraagt ze, met stomheid geslagen.
“Je bent ontslagen en je zal snel genoeg merken of dit een grap is. Ik ben nu op weg naar het politiebureau.”