Al vanaf het moment dat er zwemclubs in Nederland waren, in de tweede helft van de negentiende eeuw, werden er zwemdiploma’s uitgereikt. Maar elke vereniging stelde eigen eisen.
De Duitsers voerden tien diploma’s in. Er kwamen vaardigheidsdiploma’s, die meer eisten van de zwemmer dan voorheen. Ook werden schoolzwemdiploma’s ingevoerd en kwam er een diploma voor reddend zwemmen. ‘ledere zwemmer moet ook redder kunnen zijn en moet dus trachten het reddersdiploma te behalen’, aldus de voorzitter van de Nederlandse zwem- en reddingsbond in 1942.
Nederlanders waren fanatieke zwemmers en dat veranderde niet tijdens de oorlog. Kranten publiceerden namen van geslaagden voor het zwemexamen en besteedden aandacht aan bijzondere prestaties. Zo stond op 14 juli 1943 in de Leidsche Courant: ‘De 15-jarige J. de Vos te Laren (N.-H.), die eenige jaren geleden een been heeft moeten missen, heeft thans, na een oefentijd van nog geen maand, het diploma B van den Nederlandschen zwem- en reddingsbond behaald.’ De minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen nam de Duitse zwemdiplomaregeling in 1946 ongewijzigd over.